We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Truth is so obscure in these times, and falsehood so established, that, unless we love the truth, we cannot know it.
Blaise Pascal

Therefore, since salvation is a work of the Lord, I can draw these simple conclusions: First, I must share the Gospel with passion. Yet when it comes to conversion I need to leave the matter in God’s hands because that is a work that only He can accomplish. Second, my responsibility is not to save people, but rather my responsibility is to faithfully share the “good news.” Therefore, I don’t need to resort to gimmicks or manipulation, but rather prayer and trust in God’s sovereignty. It is not the skill of the proclaimer, the packaging of the message or the techniques used to proclaim it, but the unadulterated Word and trust in the Holy Spirit. We need clarity, not cleverness. Third, once I share the faith, I can be at peace regarding the eternal outcome of souls and am I thankful for that!
Randy Smith

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Prediker Chapter 6:1-12.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Prediker 6

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]

6:1 Er is een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, en het is veel onder de mensen:

6:2 Een man, denwelken God gegeven heeft rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek, van alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid en een kwade smart.

6:3 Indien een man honderd kinderen gewon, en vele jaren leefde, zodat de dagen zijner jaren veel waren, doch zijn ziel niet verzadigd werd van het goed, en hij ook geen begrafenis had; ik zeg, dat een misdracht beter is dan hij.

6:4 Want met ijdelheid komt zij, en in duisternis gaat zij weg, en met duisternis wordt haar naam bedekt.

6:5 Ook heeft zij de zon niet gezien, noch bekend; zij heeft meer rust, dan hij.

6:6 Ja, al leefde hij schoon tweemaal duizend jaren, en het goede niet zag; gaan zij niet allen naar een plaats?

6:7 Al de arbeid des mensen is voor zijn mond; en nochtans wordt de begeerlijkheid niet vervuld.

6:8 Want wat heeft de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, die voor de levenden weet te wandelen?

6:9 Beter is het aanzien der ogen, dan het wandelen der begeerlijkheid. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.

6:10 Wat ook iemand zij, alrede is zijn naam genoemd, en het is bekend, dat hij een mens is; en dat hij niet kan rechten met dien, die sterker is dan hij.

6:11 Voorwaar, er zijn veel dingen, die de ijdelheid vermeerderen; wat heeft de mens te meer daarvan?

6:12 Want wie weet, wat goed is voor den mens in dit leven, gedurende het getal der dagen van het leven zijner ijdelheid, welke hij doorbrengt als een schaduw? Want wie kan den mens aanzeggen, wat na hem wezen zal onder de zon?