We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Jacob is about to enter the Promised Land. He will be one of the venerated Patriarchs of the faith. But before Jacob can become Israel, the man must be broken. Jacob needs to learn that his life is to be one of continual striving with God, but doing it with full dependence on God. He will learn that with God there is a continual heat from the refiner’s fire, but through the adversity there is an unspeakable joy in the journey. And though God probably won’t be wrestling with any of us physically like He did with Jacob, there is a continual tension of finding our greatest peace when we are most intimate in close communion with God. At times we struggle, but in the pain we learn to submit to His will, allow Him to expose our defects, yield to the wounds He creates and then trust Him that the pain is for our greatest good as the “old man” is further put to death. If we act in the flesh and run away or defend ourselves or blame others or whine and complain, we’ll never experience this. As creatures so prone to follow our selfish instincts, there is a serenity that comes when God wrestles us to the ground, breaks us further of our pride and reminds us that our sufficiency is only in Him.
Randy Smith

Christian prayer is NOT: 1. To give God information – Matt. 6:8. 2. Telling God what to do – Rom. 11:34. 3. Asking God to engineer a situation to the end we desire. 4. Something we do to please or appease God – Jn. 19:30. 5. A meritorious performance God expects of us; a duty or obligation of obedience. 6. An exercise to make us better, stronger, or more “spiritual.” 7. For therapeutic psychological adjustment, “good feelings.” 8. Self-instruction to gain a knowledge of God’s will. 9. Soliciting more “blessings” or “benefits” from God. 10. An evasion of the problems and anxieties of contemporary existence. 11. Superstitious, mystical or magical trance. 12. A spiritual “power-tool” to employ the “power of prayer.” 13. A discipline or devotional exercise that will lead us to godliness. 14. Demanding our rights before God. 15. Persistence and shameless haranguing until we get what we want. 16. A mechanical ritual or rote formulas. 17. An external religious action, pretentious and ostentatious – Matt. 6:5, 6. 18. Verbosity of meaningless repetition – Matt. 6:7. 19. A religious activity executed “on command” – litanies, rosaries, etc. 20. Prescribed by place, time or procedure.
James Fowler

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Maleachi Chapter 3:1-18.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Maleachi 3

[1]
[2]
[3]
[4]

3:1 Ziet, Ik zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen.

3:2 Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers.

3:3 En Hij zal zitten, louterende, en het zilver reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij zal ze doorlouteren als goud, en als zilver; dan zullen zij den HEERE spijsoffer toebrengen in gerechtigheid.

3:4 Dan zal het spijsoffer van Juda en Jeruzalem den HEERE zoet wezen, als in de oude dagen, en als in de vorige jaren.

3:5 En Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, en tegen degenen, die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en den vreemdeling het recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen.

3:6 Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd.

3:7 Van uwer vaderen dag af, zijt gij afgeweken van Mijn inzettingen, en hebt ze niet bewaard; keert weder tot Mij, en Ik zal tot u wederkeren, zegt de HEERE der heirscharen; maar gij zegt: Waarin zullen wij wederkeren?

3:8 Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, en zegt: Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer.

3:9 Met een vloek zijt gij vervloekt, omdat gij Mij berooft, zelfs het ganse volk.

3:10 Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.

3:11 En Ik zal om uwentwil den opeter schelden, dat hij u de vrucht des lands niet verderve; en de wijnstok op het veld zal u geen misdracht voortbrengen, zegt de HEERE der heirscharen.

3:12 En alle heidenen zullen u gelukzalig noemen; want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt de HEERE der heirscharen.

3:13 Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?

3:14 Gij zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan, voor het aangezicht des HEEREN der heirscharen?

3:15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig; ook die goddeloosheid doen, worden gebouwd; ook verzoeken zij den HEERE, en ontkomen.

3:16 Alsdan spreken, die den HEERE vrezen, een ieder tot zijn naaste: De HEERE merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen, die den HEERE vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken.

3:17 En zij zullen, zegt de HEERE der heirscharen, te dien dage, dien Ik maken zal, Mij een eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een man zijn zoon verschoont, die hem dient.

3:18 Dan zult gijlieden wederom zien, het onderscheid tussen den rechtvaardige en den goddeloze, tussen dien, die God dient, en dien, die Hem niet dient.