Main Index: Hollands Statenvertaling
Genesis 13
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
13:1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem.
13:2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud.
13:3 En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-el toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beth-el, en tussen Ai;
13:4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.
13:5 En Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en tenten.
13:6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen.
13:7 En er was twist tussen de herders van Abrams vee, en tussen de herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en Ferezieten in dat land.
13:8 En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders.
13:9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan.
13:10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.
13:11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.
13:12 Abram dan woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe.
13:13 En de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen den HEERE.
13:14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.
13:15 Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.
13:16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden.
13:17 Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven.
13:18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar.