We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

While you struggled with addiction, was it ever accompanied by the fear of the Lord? Did you ever have a keen sense of the presence and holiness of God when you struggled with addictions? Did you ever have a sense that you were spiritually growing in repentance, faith, and obedience while in your addiction? When we have a disease, we can still be growing in the knowledge of Christ, but addictions are incompatible with spiritual growth.
Edward Welch

The Apostle [Paul] is asking in Philippians 1 which is most worthwhile for him, to live or to die. Often has that question presented itself to us, and perhaps we like the Apostle, have answered that “we are in a strait.” But I fear we may have used the words in a sense far different from Paul's. When we have wished for death, we meant to say, “I know not which alternative I ought most to dread, the afflictions of life, from which death would release me, or the terrors of death, from which life protects me.” In other words, life and death look to us like two evils of which we know not which is the less. As for the Apostle, they look to him like two immense blessings of which he knows not which is the better (Adolphe Monod).
Other Authors

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. De Zendbrief van Jakobus Chapter 5:1-20.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

De Zendbrief van Jakobus 5

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]

5:1 Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.

5:2 Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden;

5:3 Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.

5:4 Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth.

5:5 Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uw harten gevoed als in een dag der slachting.

5:6 Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardige; en hij wederstaat u niet.

5:7 Zo zijt dan lankmoedig, broeders, tot de toekomst des Heeren. Ziet, de landman verwacht de kostelijke vrucht des lands, lankmoedig zijnde over dezelve, totdat het den vroegen en spaden regen zal hebben ontvangen.

5:8 Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt.

5:9 Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.

5:10 Mijn broeders, neemt tot een voorbeeld des lijdens, en der lankmoedigheid de profeten, die in den Naam des Heeren gesproken hebben.

5:11 Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.

5:12 Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.

5:13 Is iemand onder u in lijden? Dat hij bidde. Is iemand goedsmoeds? Dat hij psalmzinge.

5:14 Is iemand krank onder u? Dat hij tot zich roepe de ouderlingen der Gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met olie in den Naam des Heeren.

5:15 En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden.

5:16 Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt; een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.

5:17 Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden.

5:18 En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort.

5:19 Broeders, indien iemand onder u van de waarheid is afgedwaald, en hem iemand bekeert,

5:20 Die wete, dat degene, die een zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, een ziel van den dood zal behouden, en menigte der zonden zal bedekken.