Main Index: Hollands Statenvertaling

 

1 Kronieken 8

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]

8:1 Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde,

8:2 Naho, den vierde, en Rafa, den vijfde,

8:3 Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud,

8:4 En Abisua, en Naaman, en Ahoah,

8:5 En Gera, en Sefufan, en Huram.

8:6 Dezen nu zijn de kinderen van Ehud; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Geba, en hij voerde hen over naar Manahath;

8:7 En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud.

8:8 En Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve weggezonden had) uit Husim en Baara, zijn vrouwen;

8:9 En uit Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij Jobab, en Zibja, en Mesa, en Malcham,

8:10 En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen, hoofden der vaderen.

8:11 En uit Husim gewon hij Abitub en Elpaal.

8:12 De kinderen van Elpaal nu waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, en Lod en haar onderhorige plaatsen;

8:13 En Beria, en Sema; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de inwoners van Gath verdreven.

8:14 En Ahjo, Sasak en Jeremoth,

8:15 En Zebadja, en Arad, en Eder,

8:16 En Michael, en Jispa, en Joha waren kinderen van Beria.

8:17 En Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber,

8:18 En Jismerai, en Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal.

8:19 En Jakim, en Zichri, en Zabdi,

8:20 En Eljoenai, en Zillethai, en Eliel,

8:21 En Adaja, en Beraja, en Simrath waren kinderen van Simei.

8:22 En Jispan, en Eber, en Eliel,

8:23 En Abdon, en Zichri, en Hanan,

8:24 En Hananja, en Elam, en Antothija,

8:25 En Jifdeja, en Pnuel waren zonen van Sasak.

8:26 En Samserai, en Seharja, en Athalja,

8:27 En Jaaresja, en Elia, en Zichri waren zonen van Jeroham.

8:28 Dezen waren de hoofden der vaderen, hoofden naar hun geslachten; dezen woonden te Jeruzalem.

8:29 En te Gibeon woonde de vader van Gibeon; en de naam zijner huisvrouw was Maacha.

8:30 En zijn eerstgeboren zoon was Abdon, daarna Zur, en Kis, en Baal, en Nadab,

8:31 En Gedor, en Ahio, en Zecher.

8:32 En Mikloth gewon Simea; en dezen woonden ook tegenover hun broederen te Jeruzalem, met hun broederen.

8:33 Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.

8:34 En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal gewon Micha.

8:35 De kinderen van Micha nu waren Pithon, en Melech, en Thaarea, en Achaz.

8:36 En Achaz gewon Jehoadda, en Jehoadda gewon Alemeth, en Azmaveth, en Zimri; Zimri nu gewon Moza;

8:37 En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elasa; zijn zoon was Azel.

8:38 Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azrikam, Bochru, en Ismael, en Searja, en Obadja, en Hanan. Al dezen waren zonen van Azel.

8:39 En de zonen van Esek, zijn broeder, waren Ulam, zijn eerstgeborene, Jeus, de tweede, en Elifelet, de derde.

8:40 En de zonen van Ulam waren mannen, kloeke helden, den boog spannende, en zij hadden vele zonen, en zoons zonen, honderd en vijftig. Al dezen waren van de kinderen van Benjamin.