Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Het Evangelie van Matthèüs 15

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]

15:1 Toen kwamen tot Jezus enige Schriftgeleerden en Farizeen, die van Jeruzalem waren, zeggende:

15:2 Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten.

15:3 Maar Hij, antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods, door uw inzetting?

15:4 Want God heeft geboden, zeggende: Eert uw vader en moeder, en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven.

15:5 Maar gij zegt: Zo wie tot vader of moeder zal zeggen: Het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen ten nutte komen; en zijn vader of zijn moeder geenszins zal eren, die voldoet.

15:6 En gij hebt alzo Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzetting.

15:7 Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende:

15:8 Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;

15:9 Doch tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn.

15:10 En als Hij de schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat.

15:11 Hetgeen ten monde ingaat, ontreinigt den mens niet; maar hetgeen ten monde uitgaat, dat ontreinigt den mens.

15:12 Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?

15:13 Maar Hij, antwoordende zeide: Alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.

15:14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinde leidt, zo zullen zij beiden in den gracht vallen.

15:15 En Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis.

15:16 Maar Jezus zeide: Zijt ook gijlieden alsnog onwetende?

15:17 Verstaat gij nog niet, dat al wat ten monde ingaat, in den buik komt, en in de heimelijkheid wordt uitgeworpen?

15:18 Maar die dingen, die ten monde uitgaan, komen voort uit het hart, en dezelve ontreinigen den mens.

15:19 Want uit het hart komen voort boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen.

15:20 Deze dingen zijn het, die den mens ontreinigen; maar het eten met ongewassen handen ontreinigt den mens niet.

15:21 En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.

15:22 En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten.

15:23 Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.

15:24 Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.

15:25 En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij!

15:26 Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.

15:27 En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.

15:28 Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.

15:29 En Jezus, van daar vertrekkende, kwam aan de zee van Galilea, en klom op den berg, en zat daar neder.

15:30 En vele scharen zijn tot Hem gekomen, hebbende bij zich kreupelen, blinden, stommen, lammen, en vele anderen, en wierpen ze voor de voeten van Jezus; en Hij genas dezelve.

15:31 Alzo dat de scharen zich verwonderden, ziende de stommen sprekende, de lammen gezond, de kreupelen wandelende, en de blinden ziende; en zij verheerlijkten den God Israels.

15:32 En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.

15:33 En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Van waar zullen wij zovele broden in de woestijn bekomen, dat wij zulk een grote schare zouden verzadigen?

15:34 En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes.

15:35 En Hij gebood den scharen neder te zitten op de aarde.

15:36 En Hij nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen gaven ze aan de schare.

15:37 En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden.

15:38 En die daar gegeten hadden, waren vier duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen.

15:39 En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.