We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Unlock the mysteries of God. Jesus is the key

Let Him therefore send and do what He will. By His grace, if we are His, we will face it, bow to it, accept it, and give thanks for it. God’s Providence is always executed in the ‘wisest manner’ possible. We are often unable to see and understand the reasons and causes for specific events in our lives, in the lives of others, or in the history of the world. But our lack of understanding does not prevent us from believing God.
Don Fortner

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Job Chapter 29:1-25.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 29

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]

29:1 En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide:

29:2 Och, of ik ware, gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde!

29:3 Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd, en ik bij Zijn licht de duisternis doorwandelde;

29:4 Gelijk als ik was in de dagen mijner jonkheid, toen Gods verborgenheid over mijn tent was;

29:5 Toen de Almachtige nog met mij was, en mijn jongens rondom mij;

29:6 Toen ik mijn gangen wies in boter, en de rots bij mij oliebeken uitgoot;

29:7 Toen ik uitging naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat liet bereiden.

29:8 De jongens zagen mij, en verstaken zich, en de stokouden rezen op en stonden.

29:9 De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond.

29:10 De stem der vorsten verstak zich, en hun tong kleefde aan hun gehemelte.

29:11 Als een oor mij hoorde, zo hield het mij gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde het van mij.

29:12 Want ik bevrijdde den ellendige, die riep, en den wees, die geen helper had.

29:13 De zegen desgenen, die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen.

29:14 Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed.

29:15 Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten.

29:16 Ik was den nooddruftigen een vader; en het geschil, dat ik niet wist, dat onderzocht ik.

29:17 En ik verbrak de baktanden des verkeerden, en wierp den roof uit zijn tanden.

29:18 En ik zeide: Ik zal in mijn nest den geest geven, en ik zal de dagen vermenigvuldigen als het zand.

29:19 Mijn wortel was uitgebreid aan het water, en dauw vernachtte op mijn tak.

29:20 Mijn heerlijkheid was nieuw bij mij, en mijn boog veranderde zich in mijn hand.

29:21 Zij hoorden mij aan, en wachtten, en zwegen op mijn raad.

29:22 Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn rede drupte op hen.

29:23 Want zij wachtten naar mij, gelijk naar den regen, en sperden hun mond open, als naar den spaden regen.

29:24 Lachte ik hun toe, zij geloofden het niet; en het licht mijns aangezichts deden zij niet nedervallen.

29:25 Verkoos ik hun weg, zo zat ik bovenaan, en woonde als een koning onder de benden, als een, die treurigen vertroost.