Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 37

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]

37:1 Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.

37:2 Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!

37:3 Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde.

37:4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.

37:5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.

37:6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregen des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.

37:7 Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks.

37:8 En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen.

37:9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.

37:10 Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.

37:11 Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.

37:12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.

37:13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt.

37:14 Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.

37:15 Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen?

37:16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?

37:17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?

37:18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?

37:19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.

37:20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.

37:21 En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert;

37:22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit!

37:23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet.

37:24 Daarom vrezen Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan.