Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 13

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]

13:1 Ziet, dat alles heeft mijn oog gezien, mijn oor gehoord en verstaan.

13:2 Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook; ik zwicht niet voor u.

13:3 Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.

13:4 Want gewisselijk, gij zijt leugenstoffeerders; gij allen zijt nietige medicijnmeesters.

13:5 Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen.

13:6 Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.

13:7 Zult gij voor God onrecht spreken, en zult gij voor Hem bedriegerij spreken?

13:8 Zult gij Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten?

13:9 Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? Zult gij met Hem spotten, gelijk men met een mens spot?

13:10 Hij zal u gewisselijk bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt.

13:11 Zal u niet Zijn hoogheid verschrikken, en Zijn vreze over u vallen?

13:12 Uw gedachtenissen zijn gelijk as, uw hoogten als hoogten van leem.

13:13 Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.

13:14 Waarom zou ik mijn vlees in mijn tanden nemen, en mijn ziel in mijn hand stellen?

13:15 Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.

13:16 Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn; maar een huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen.

13:17 Hoort naarstiglijk mijn rede, en mijn aanwijzing met uw oren.

13:18 Ziet nu, ik heb het recht ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.

13:19 Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.

13:20 Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.

13:21 Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet verbaasd.

13:22 Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.

13:23 Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend.

13:24 Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?

13:25 Zult Gij een gedreven blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen?

13:26 Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.

13:27 Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,

13:28 En hij veroudert als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.