Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 5

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]

5:1 Roep nu, zal er iemand zijn, die u antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren?

5:2 Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte.

5:3 Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning.

5:4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser.

5:5 Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.

5:6 Want uit het stof komt het verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde;

5:7 Maar de mens wordt tot moeite geboren; gelijk de spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen.

5:8 Doch ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten;

5:9 Die grote dingen doet, die men niet doorzoeken kan; wonderen, die men niet tellen kan;

5:10 Die den regen geeft op de aarde, en water zendt op de straten;

5:11 Om de vernederden te stellen in het hoge; dat de rouwdragenden door heil verheven worden.

5:12 Hij maakt te niet de gedachten der arglistigen; dat hun handen niet een ding uitrichten.

5:13 Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid; dat de raad der verdraaiden gestort wordt.

5:14 Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in den middag.

5:15 Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.

5:16 Zo is voor den arme verwachting; en de boosheid stopt haar mond toe.

5:17 Zie, gelukzalig is de mens, denwelken God straft; daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet.

5:18 Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen.

5:19 In zes benauwdheden zal Hij u verlossen, en in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.

5:20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards.

5:21 Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt.

5:22 Tegen de verwoesting en tegen den honger zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen.

5:23 Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn.

5:24 En gij zult bevinden, dat uw tent in vrede is; en gij zult uw woning verzorgen, en zult niet feilen.

5:25 Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde.

5:26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd opgevoerd wordt.

5:27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het, en bemerk gij het voor u.