Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Job 15

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]

15:1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:

15:2 Zal een wijs man winderige wetenschap voor antwoord geven, en zal hij zijn buik vullen met oostenwind?

15:3 Bestraffende door woorden, die niet baten, en door redenen, met dewelke hij geen voordeel doet?

15:4 Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.

15:5 Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.

15:6 Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.

15:7 Zijt gij de eerste een mens geboren? Of zijt gij voor de heuvelen voortgebracht?

15:8 Hebt gij den verborgen raad Gods gehoord, en hebt gij de wijsheid naar u getrokken?

15:9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons niet is?

15:10 Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader.

15:11 Zijn de vertroostingen Gods u te klein, en schuilt er enige zaak bij u?

15:12 Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen?

15:13 Dat gij uw geest keert tegen God, en zulke redenen uit uw mond laat uitgaan.

15:14 Wat is de mens, dat hij zuiver zou zijn, en die geboren is van een vrouw, dat hij rechtvaardig zou zijn?

15:15 Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen.

15:16 Hoeveel te meer is een man gruwelijk en stinkende, die het onrecht indrinkt als water?

15:17 Ik zal u wijzen, hoor mij aan, en hetgeen ik gezien heb, dat zal ik vertellen;

15:18 Hetwelk de wijzen verkondigd hebben, en men voor hun vaderen niet verborgen heeft;

15:19 Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging.

15:20 Te allen dage doet de goddeloze zichzelven weedom aan; en weinige jaren in getal zijn voor den tiran weggelegd.

15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over.

15:22 Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde.

15:23 Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis.

15:24 Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde.

15:25 Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.

15:26 Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden;

15:27 Omdat hij zijn aangezicht met zijn vet bedekt heeft, en rimpelen gemaakt om de weekdarmen;

15:28 En heeft bewoond verdelgde steden, en huizen, die men niet bewoonde, die gereed waren tot steen hopen te worden.

15:29 Hij zal niet rijk worden, en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde.

15:30 Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.

15:31 Hij betrouwe niet op ijdelheid, waardoor hij verleid wordt; want ijdelheid zal zijn vergelding wezen.

15:32 Als zijn dag nog niet is, zal hij vervuld worden; want zijn tak zal niet groenen.

15:33 Men zal zijn onrijpe druiven afrukken, als van een wijnstok, en zijn bloeisel afwerpen, als van een olijfboom.

15:34 Want de vergadering der huichelaren wordt eenzaam, en het vuur verteert de tenten der geschenken.

15:35 Zijn ontvangen moeite, en baren ijdelheid, en hun buik richt bedrog aan.