We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

An addiction is any pleasure that becomes an obsession (a mental preoccupation) which often then results in a compulsion (a behavior that acts out the obsession). Addictions can be chemically based, but they can also be emotionally or behaviorally based as well. An addiction is not a disease. You can’t catch an addiction. An addiction is a sinful disorder which therefore stresses responsibility for your addiction, but also gives hope for recovery from your addiction. An addiction is anything we depend on that draws us away from giving greater dependence on God. An addiction is not trusting in the sufficiency of Christ. An addiction is a false god. An addiction is an idol. Addictions are the lust to satisfy passions with idols outside of Christ.
Randy Smith

Did God really forsake Jesus Christ upon the cross? Then from the desertion of Christ singular consolation springs up to the people of God… (1) Christ’s desertion is preventive of your final desertion. Because He was forsaken for a time you shall not be forsaken forever. For He was forsaken for you… (2)…Though God deserted Christ, yet at the same time He powerfully supported Him. His omnipotent arms were under Him, though His pleased face was hid from Him. He had not indeed His smiles, but He had His supportations. So Christian, just so shall it be with thee. Thy God may turn away His face, He will not pluck away His arm.
John Flavel

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Psalmen Chapter 51:1-19.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 51

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

51:1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (51:2) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (51:3) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.

51:2 (51:4) Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.

51:3 (51:5) Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.

51:4 (51:6) Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.

51:5 (51:7) Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.

51:6 (51:8) Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.

51:7 (51:9) Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.

51:8 (51:10) Doe mij vreugde en blijdschap horen; dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt.

51:9 (51:11) Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.

51:10 (51:12) Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.

51:11 (51:13) Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.

51:12 (51:14) Geef mij weder de vreugde Uws heils; en de vrijmoedige geest ondersteune mij.

51:13 (51:15) Zo zal ik den overtreders Uw wegen leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren.

51:14 (51:16) Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.

51:15 (51:17) Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.

51:16 (51:18) Want Gij hebt geen lust tot offerande, anders zou ik ze geven; in brandofferen hebt Gij geen behagen.

51:17 (51:19) De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten.

51:18 (51:20) Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op.

51:19 (51:21) Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dan zullen zij varren offeren op Uw altaar.