Main Index: Hollands Statenvertaling
Psalmen 77
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]
77:1 Een psalm van Asaf, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. (77:2) Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen.
77:2 (77:3) Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden.
77:3 (77:4) Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela.
77:4 (77:5) Gij hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen, en sprak niet.
77:5 (77:6) Ik overdacht de dagen van ouds, de jaren der eeuwen.
77:6 (77:7) Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overleide ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht:
77:7 (77:8) Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn?
77:8 (77:9) Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de toezegging een einde, van geslacht tot geslacht?
77:9 (77:10) Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela.
77:10 (77:11) Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert.
77:11 (77:12) Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her;
77:12 (77:13) En zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken.
77:13 (77:14) O God! Uw weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God?
77:14 (77:15) Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekend gemaakt onder de volken.
77:15 (77:16) Gij hebt Uw volk door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef. Sela.
77:16 (77:17) De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd.
77:17 (77:18) De dikke wolken goten water uit; de bovenste wolken gaven geluid; ook gingen Uw pijlen daarhenen.
77:18 (77:19) Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde.
77:19 (77:20) Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw voetstappen werden niet bekend.
77:20 (77:21) Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aaron.