Main Index: Hollands Statenvertaling
Psalmen 66
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]
66:1 Een lied, een psalm, voor den opperzangmeester. Juicht Gode, gij ganse aarde!
66:2 Psalmzingt de eer Zijns Naams; geeft eer Zijn lof.
66:3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij in Uw werken! Om de grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk aan U onderwerpen.
66:4 De ganse aarde aanbidde U, en psalmzinge U; zij psalmzinge Uw Naam. Sela.
66:5 Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen.
66:6 Hij heeft de zee veranderd in het droge; zij zijn te voet doorgegaan door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd.
66:7 Hij heerst eeuwiglijk met Zijn macht; Zijn ogen houden wacht over de heidenen; laat de afvalligen niet verhoogd worden. Sela.
66:8 Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems.
66:9 Die onze zielen in het leven stelt, en niet toelaat, dat onze voet wankele.
66:10 Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
66:11 Gij hadt ons in het net gebracht; Gij hadt een engen band om onze lenden gelegd;
66:12 Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
66:13 Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,
66:14 Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.
66:15 Brandofferen van mergbeesten zal ik U offeren, met rookwerk van rammen; ik zal runderen met bokken bereiden. Sela.
66:16 Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
66:17 Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.
66:18 Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou niet gehoord hebben.
66:19 Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.
66:20 Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.