Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 55

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

55:1 Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (55:2) O God! neem mijn gebed ter oren, en verberg U niet voor mijn smeking.

55:2 (55:3) Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;

55:3 (55:4) Om den roep des vijands, vanwege de beangstiging des goddelozen; want zij schuiven ongerechtigheid op mij, en in toorn haten zij mij.

55:4 (55:5) Mijn hart smart in het binnenste van mij, en verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen.

55:5 (55:6) Vrees en beving komt mij aan, en gruwen overdekt mij;

55:6 (55:7) Zodat ik zeg: Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive, gave! ik zou henenvliegen, waar ik blijven mocht.

55:7 (55:8) Ziet, ik zou ver wegzwerven, ik zou vernachten in de woestijn. Sela.

55:8 (55:9) Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm.

55:9 (55:10) Verslind hen, HEERE! deel hun tong; want ik zie wrevel en twist in de stad.

55:10 (55:11) Dag en nacht omringen zij haar op haar muren; en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar.

55:11 (55:12) Enkel verderving is binnen in haar; en list en bedrog wijkt niet van haar straat.

55:12 (55:13) Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.

55:13 (55:14) Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!

55:14 (55:15) Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap ten huize Gods.

55:15 (55:16) Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen.

55:16 (55:17) Mij aangaande, ik zal tot God roepen, en de HEERE zal mij verlossen.

55:17 (55:18) Des avonds, en des morgens, en des middags zal ik klagen en getier maken; en Hij zal mijn stem horen.

55:18 (55:19) Hij heeft mijn ziel in vrede verlost van den strijd tegen mij; want met menigte zijn zij tegen mij geweest.

55:19 (55:20) God zal horen, en zal hen plagen, als die van ouds zit, Sela; dewijl bij hen gans geen verandering is, en zij God niet vrezen.

55:20 (55:21) Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond.

55:21 (55:22) Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden.

55:22 (55:23) Werp uw zorg op den HEERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele.

55:23 (55:24) Maar Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen; ik, daarentegen, zal op U vertrouwen.