Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 105

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

105:1 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.

105:2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderen.

105:3 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde zich.

105:4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte; zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.

105:5 Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds.

105:6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene!

105:7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.

105:8 Hij gedenkt Zijns verbonds tot in der eeuwigheid, des woords, dat Hij ingesteld heeft, tot in duizend geslachten;

105:9 Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;

105:10 Welken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond,

105:11 Zeggende: Ik zal u geven het land Kanaan, het snoer van ulieder erfdeel.

105:12 Als zij weinig mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin;

105:13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot het andere volk;

105:14 Hij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:

105:15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.

105:16 Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.

105:17 Hij zond een man voor hun aangezicht henen; Jozef werd verkocht tot een slaaf.

105:18 Men drukte zijn voeten in den stok; zijn persoon kwam in de ijzers.

105:19 Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.

105:20 De koning zond, en deed hem ontslaan; de heerser der volken liet hem los.

105:21 Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed;

105:22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.

105:23 Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.

105:24 En Hij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan Zijn tegenpartijders.

105:25 Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.

105:26 Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had.

105:27 Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham.

105:28 Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.

105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen.

105:30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kameren hunner koningen.

105:31 Hij sprak, en er kwam een vermenging van ongedierte, luizen, in hun ganse landpale.

105:32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.

105:33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.

105:34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;

105:35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landouwe op.

105:36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten.

105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.

105:38 Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen.

105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.

105:40 Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.

105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit, die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.

105:42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan Abraham, Zijn knecht.

105:43 Alzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich.

105:44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken;

105:45 Opdat zij Zijn inzettingen onderhielden, en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah!