Main Index: Hollands Statenvertaling
Psalmen 22
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]
22:1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar. (22:2) Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, van de woorden mijns brullens?
22:2 (22:3) Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.
22:3 (22:4) Doch Gij zijt heilig, wonende onder de lofzangen Israels.
22:4 (22:5) Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en Gij hebt hen uitgeholpen.
22:5 (22:6) Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet beschaamd geworden.
22:6 (22:7) Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
22:7 (22:8) Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, zeggende:
22:8 (22:9) Hij heeft het op den HEERE gewenteld, dat Hij hem nu uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!
22:9 (22:10) Gij zijt het immers, die mij uit den buik hebt uitgetogen; die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijner moeders borsten.
22:10 (22:11) Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van den buik mijner moeder aan zijt Gij mijn God.
22:11 (22:12) Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper.
22:12 (22:13) Vele varren hebben mij omsingeld, sterke stieren van Basan hebben mij omringd.
22:13 (22:14) Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, als een verscheurende en brullende leeuw.
22:14 (22:15) Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.
22:15 (22:16) Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.
22:16 (22:17) Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.
22:17 (22:18) Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.
22:18 (22:19) Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.
22:19 (22:20) Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.
22:20 (22:21) Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld des honds.
22:21 (22:22) Verlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoornen.
22:22 (22:23) Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.
22:23 (22:24) Gij, die den HEERE vreest! prijst Hem; al gij zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al gij zaad van Israel!
22:24 (22:25) Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.
22:25 (22:26) Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen.
22:26 (22:27) De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven.
22:27 (22:28) Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot den HEERE bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.
22:28 (22:29) Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst onder de heidenen.
22:29 (22:30) Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die in het stof nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden.
22:30 (22:31) Het zaad zal Hem dienen; het zal den HEERE aangeschreven worden tot in geslachten.
22:31 (22:32) Zij zullen aankomen, en Zijn gerechtigheid verkondigen den volke, dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft.