Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 102

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

102:1 Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. (102:2) O HEERE! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.

102:2 (102:3) Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk.

102:3 (102:4) Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.

102:4 (102:5) Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

102:5 (102:6) Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.

102:6 (102:7) Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.

102:7 (102:8) Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.

102:8 (102:9) Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.

102:9 (102:10) Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.

102:10 (102:11) Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.

102:11 (102:12) Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.

102:12 (102:13) Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

102:13 (102:14) Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.

102:14 (102:15) Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.

102:15 (102:16) Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.

102:16 (102:17) Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,

102:17 (102:18) Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;

102:18 (102:19) Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;

102:19 (102:20) Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;

102:20 (102:21) Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;

102:21 (102:22) Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;

102:22 (102:23) Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.

102:23 (102:24) Hij heeft mijn kracht op den weg ter neder gedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.

102:24 (102:25) Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.

102:25 (102:26) Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;

102:26 (102:27) Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.

102:27 (102:28) Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden.

102:28 (102:29) De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden.