We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Burned and wasted we must be; and is it not fitter it should be in lighting men to heaven, and in working for God, than in living to the flesh? How little difference is there between the pleasure of a long and of a short life, when they are both at an end! What comfort will it be to you at death, that you lengthened your life by shortening your work? He that worketh much, liveth much. Our life is to be esteemed according to the ends and works of it, and not according to the mere duration... Will it not comfort us more at death, to review a short time faithfully spent, than a long life spent unfaithfully?
Richard Baxter

Every time we look at the cross, Christ seems to say to us, 'I am here because of you. It is your sin I am bearing, your curse I am suffering, your debt I am paying, your death I am dying.' Nothing in history or in the universe cuts us down to size like the cross. All of us have inflated views of ourselves, especially in self-righteousness, until we have visited a place called Calvary. It is there, at the foot of the cross, that we shrink to our true size.
John Stott

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Psalmen Chapter 79:1-13.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 79

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

79:1 Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen in Uw erfenis; zij hebben den tempel Uwer heiligheid verontreinigd; zij hebben Jeruzalem tot steenhopen gesteld.

79:2 Zij hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands.

79:3 Zij hebben hun bloed rondom Jeruzalem als water vergoten; en er was niemand, die hen begroef.

79:4 Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.

79:5 Hoe lang, HEERE? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden?

79:6 Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de koninkrijken, die Uw Naam niet aanroepen.

79:7 Want men heeft Jakob opgegeten, en zij hebben zijn liefelijke woning verwoest.

79:8 Gedenk ons de vorige misdaden niet; haast U, laat Uw barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden.

79:9 Help ons, o God onzes heils! ter oorzake van de eer Uws Naams; en red ons, en doe verzoening over onze zonden, om Uws Naams wil.

79:10 Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten bloeds Uwer knechten onder de heidenen voor onze ogen bekend worden.

79:11 Laat het gekerm der gevangenen voor Uw aanschijn komen; behoud overig de kinderen des doods, naar de grootheid Uws arms.

79:12 En geef onze naburen zevenvoudig weder in hun schoot hun smaad, waarmede zij U, o Heere! gesmaad hebben.

79:13 Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer weide, U loven in eeuwigheid, van geslacht tot geslacht; wij zullen Uw roem vertellen.