We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Some are childishly anxious to know their friend's opinion of them, and if it contain the smallest element of dissent or censure, they regard him as an enemy forthwith. Surely we are not popes, and do not wish our hearers to regard us as infallible! We have known men become quite enraged at a perfectly fair and reasonable remark, and regard an honest friend as an opponent who delighted to find fault; this misrepresentation on the one side has soon produced heat on the other, and strife ensued. How much better is gentle forbearance! You must be able to bear criticism, or you are not fit to be at the head of a congregation; and you must let the critic go without reckoning him among your deadly foes, or you will prove yourself a mere weakling.
C.H. Spurgeon

The Discipline of silence is the voluntary and temporary abstention from speaking so that certain spiritual goals might be sought. Sometimes silence is observed in order to read, write, pray, and so on. Though there is no outward speaking, there are internal dialogues with self and with God. This can be called “outward silence.” Other times silence is maintained not only outwardly but also inwardly so that God’s voice might be heard more clearly.
Donald S. Whitney

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Psalmen Chapter 10:1-18.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Psalmen 10

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
[32]
[33]
[34]
[35]
[36]
[37]
[38]
[39]
[40]
[41]
[42]
[43]
[44]
[45]
[46]
[47]
[48]
[49]
[50]
[51]
[52]
[53]
[54]
[55]
[56]
[57]
[58]
[59]
[60]
[61]
[62]
[63]
[64]
[65]
[66]
[67]
[68]
[69]
[70]
[71]
[72]
[73]
[74]
[75]
[76]
[77]
[78]
[79]
[80]
[81]
[82]
[83]
[84]
[85]
[86]
[87]
[88]
[89]
[90]
[91]
[92]
[93]
[94]
[95]
[96]
[97]
[98]
[99]
[100]
[101]
[102]
[103]
[104]
[105]
[106]
[107]
[108]
[109]
[110]
[111]
[112]
[113]
[114]
[115]
[116]
[117]
[118]
[119]
[120]
[121]
[122]
[123]
[124]
[125]
[126]
[127]
[128]
[129]
[130]
[131]
[132]
[133]
[134]
[135]
[136]
[137]
[138]
[139]
[140]
[141]
[142]
[143]
[144]
[145]
[146]
[147]
[148]
[149]
[150]

10:1 O HEERE! waarom staat Gij van verre? waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?

10:2 De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen, die zij bedacht hebben.

10:3 Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.

10:4 De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.

10:5 Zijn wegen maken ten allen tijde smarte; Uw oordelen zijn een hoogte, verre van hem; al zijn tegenpartijders, die blaast hij aan.

10:6 Hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen; want ik zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.

10:7 Zijn mond is vol van vloek, en bedriegerijen, en list; onder zijn tong is moeite en ongerechtigheid.

10:8 Hij zit in de achterlage der hoeven, in verborgene plaatsen doodt hij den onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme.

10:9 Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen, om den ellendige te roven; hij rooft den ellendige, als hij hem trekt in zijn net.

10:10 Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in zijn sterke poten.

10:11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.

10:12 Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.

10:13 Waarom lastert de goddeloze God? zegt in zijn hart: Gij zult het niet zoeken?

10:14 Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.

10:15 Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, totdat Gij haar niet vindt.

10:16 De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de heidenen zijn vergaan uit Zijn land.

10:17 HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;

10:18 Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.