We Love God!

God: "I looked for someone to take a stand for me, and stand in the gap" (Ezekiel 22:30)

Some believers are very surprised when they are called to suffer. They thought they would do some great thing for God, but all God permits them to do is to suffer. Just suppose you could speak with those who have gone to be with the Lord; everyone has a different story, yet everyone has a tale of suffering. One was persecuted by family and friends...another was inflicted with pain and disease, neglected by the world...another was bereaved of children...another had all these afflictions. But you will notice that though the water was deep, they all have reached the other side. Not one of them blames God for the road He led them; “Salvation” is their only cry. Are there any of you, dear children, murmuring at your lot? Do not sin against God. This is the way God leads all His redeemed ones.
Robert Murray McCheyne

For us, we’re trying to abandon sin and embrace holiness. For [Jesus], He was being tempted [in the Garden] to abandon holiness and embrace sin bearing. It’s just the opposite. This is incomprehensible to Him. This is repulsive to Him. This is foreign to Him; He’s not like us. He’s not fighting against sinful impulses to be holy. He’s fighting against holy impulses to be made sin.
John MacArthur

Bible – dutch – FREE Online Hollands Statenvertaling. Spreuken van Salomo Chapter 1:1-33.

Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Spreuken van Salomo 1

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]

1:1 De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel,

1:2 Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands;

1:3 Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden;

1:4 Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid.

1:5 Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen;

1:6 Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen.

1:7 De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.

1:8 Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet;

1:9 Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals.

1:10 Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;

1:11 Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

1:12 Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;

1:13 Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen.

1:14 Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben.

1:15 Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

1:16 Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten.

1:17 Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;

1:18 En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen.

1:19 Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.

1:20 De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten.

1:21 Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;

1:22 Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?

1:23 Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken.

1:24 Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte;

1:25 En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt;

1:26 Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt.

1:27 Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;

1:28 Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden;

1:29 Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren.

1:30 Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad;

1:31 Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen.

1:32 Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.

1:33 Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.