Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Spreuken van Salomo 13

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]

13:1 Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.

13:2 Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.

13:3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.

13:4 De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.

13:5 De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan.

13:6 De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren.

13:7 Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.

13:8 Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.

13:9 Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.

13:10 Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid.

13:11 Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.

13:12 De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.

13:13 Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden.

13:14 Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.

13:15 Goed verstand geeft aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is streng.

13:16 Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.

13:17 Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.

13:18 Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden.

13:19 De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.

13:20 Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.

13:21 Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.

13:22 De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd.

13:23 Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.

13:24 Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.

13:25 De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.