Main Index: Hollands Statenvertaling
Spreuken van Salomo 5
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
5:1 Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand;
5:2 Opdat gij alle bedachtzaamheid behoudt, en uw lippen wetenschap bewaren.
5:3 Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.
5:4 Maar het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als een tweesnijdend zwaard.
5:5 Haar voeten dalen naar den dood, haar treden houden de hel vast.
5:6 Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
5:7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
5:8 Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis;
5:9 Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede;
5:10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen, en al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des onbekenden;
5:11 En gij in uw laatste brult, als uw vlees, en uw lijf verteerd is;
5:12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad!
5:13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars!
5:14 Ik ben bijna in alle kwaad geweest, in het midden der gemeente en der vergadering!
5:15 Drink water uit uw bak, en vloeden uit het midden van uw bornput;
5:16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;
5:17 Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
5:18 Uw springader zij gezegend; en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;
5:19 Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.
5:20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen?
5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen.
5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonden zal hij vastgehouden worden.
5:23 Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.