Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Spreuken van Salomo 20

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]

20:1 De wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn.

20:2 De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.

20:3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar ieder dwaas zal er zich in mengen.

20:4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niet zijn.

20:5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen.

20:6 Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden?

20:7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem.

20:8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.

20:9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde?

20:10 Tweeerlei weegsteen, tweeerlei efa is den HEERE een gruwel, ja die beide.

20:11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk zuiver, en of het recht zal wezen.

20:12 Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide.

20:13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood.

20:14 Het is kwaad, het is kwaad! zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen.

20:15 Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood.

20:16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.

20:17 Het brood der leugen is den mens zoet; maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden.

20:18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd, daarom voer oorlog met wijze raadslagen.

20:19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem, die met zijn lippen verlokt.

20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.

20:21 Als een erfenis in het eerste verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden.

20:22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen.

20:23 Tweeerlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedriegelijke weegschaal is niet goed.

20:24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan?

20:25 Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften, onderzoek te doen.

20:26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen.

20:27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks.

20:28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon.

20:29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid.

20:30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks.