Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Spreuken van Salomo 14

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]

14:1 Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.

14:2 Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem.

14:3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.

14:4 Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.

14:5 Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens.

14:6 De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.

14:7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.

14:8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.

14:9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.

14:10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.

14:11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien.

14:12 Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.

14:13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.

14:14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven.

14:15 De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.

14:16 De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.

14:17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.

14:18 De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.

14:19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.

14:20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.

14:21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.

14:22 Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.

14:23 In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.

14:24 Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid.

14:25 Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger.

14:26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.

14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.

14:28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring.

14:29 De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.

14:30 Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.

14:31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.

14:32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood.

14:33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.

14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natien.

14:35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.