Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Spreuken van Salomo 7

[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]

7:1 Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg.

7:2 Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen.

7:3 Bind ze aan uw vingeren, schrijf ze op de tafels uws harten.

7:4 Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw bloedvriend;

7:5 Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.

7:6 Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit;

7:7 En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling;

7:8 Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.

7:9 In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;

7:10 En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede;

7:11 Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet;

7:12 Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende;

7:13 En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem:

7:14 Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald;

7:15 Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.

7:16 Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte;

7:17 Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt;

7:18 Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.

7:19 Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen;

7:20 Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.

7:21 Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen.

7:22 Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien.

7:23 Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.

7:24 Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.

7:25 Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.

7:26 Want zij heeft veel gewonden nedergeveld, en al haar gedoden zijn machtig vele.

7:27 Haar huis zijn wegen des grafs, dalende naar de binnenkameren des doods.