Main Index: Hollands Statenvertaling
Spreuken van Salomo 10
[1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
[17]
[18]
[19]
[20]
[21]
[22]
[23]
[24]
[25]
[26]
[27]
[28]
[29]
[30]
[31]
10:1 De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
10:2 Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.
10:3 De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.
10:4 Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
10:5 Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
10:6 Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
10:7 De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
10:8 Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.
10:9 Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden.
10:10 Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.
10:11 De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
10:12 Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.
10:13 In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.
10:14 De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij.
10:15 Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
10:16 Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
10:17 Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen.
10:18 Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot.
10:19 In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen weerhoudt, is kloek verstandig.
10:20 De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.
10:21 De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.
10:22 De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.
10:23 Het is voor den zot als spel schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen.
10:24 De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven.
10:25 Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest.
10:26 Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is, zo is de luie dengenen, die hem uitzenden.
10:27 De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.
10:28 De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.
10:29 De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.
10:30 De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.
10:31 De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.
10:32 De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.